Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Zekerlijk, [46]eer dit Knechtje weet te verwerpen het kwade, en te verkiezen het goede, [47]zal [48]dat land, [49]waarover [50]gij verdrietig zijt, verlaten zijn [51]van zijn twee koningen. 46. Deze woorden zijn, naar veler gevoelen, geen gevolg van de naastvoorgaande woorden, sprekende van de menschwording des Zoons Gods, maar de profeet spreekt hier weder van de verlossing, die hij Achaz beloofd heeft, aangaande de bescherming der Israelieten tegen hunne vijanden. En door het jonge knechtje kan men hier verstaan des profeten zoontje Schear-Jaschub, hetwelk hij op bevel van God met zich genomen had, vs.3; of enig ander kind, alrede geboren, of korts geboren te worden; want op Christus kunnen deze woorden niet zo wel passen; de profeet hier sprekende van een korten tijd, in welken die beide koningen zouden omkomen, daar Christus eerst vele jaren hierna geboren en in deze wereld verschenen is. Sommigen nochtans duiden vs.16 ook op den Heere Christus, in zulken zin, dat deze profetie in zo korten tijd zou vervuld worden, als er zou wezen tussen de geboorte van Christus en de jaren zijns onderscheids. 47. De zin is: Die twee koningen zullen niet alleen het land van Juda niet innemen, maar zij zullen binnen kort zelf omkomen. 48. Te weten het land van Israel en van Syrie, vanwaar den koning Achaz alle ellende en verderf was overkomende. 49. Of, daar gij een afkeer van hebt. Om de reden straks verhaald. 50. O koning Achaz. 51. Hebreeuws, van het aangezicht zijner twee koningen; te weten Pekah en Rezin. Deze beide koningen zijn kort na deze profetie, gelijk sommigen rekenen, met een geweldigen dood omgekomen, gelijk te zien is 2 Kon.15:30, en 2 Kon.16:9; eer Achaz vier volle jaren was koning geweest.